COLUMN
Gerrit de klein
Corona-naam-en-naamloze
Verschrikt verstoord verjaagd stapte ze, ’t was bijna vluchten, uit de lift toen wij aanstalten maakten erin te stappen. Wij op onze eigen etage zij op weg naar de etage waar thuishulp verwacht werd. Op die etage openden gepland de deuren en zagen we pal tegenover de lift het appartement waarvan de deur al open stond om de thuishulp binnen te laten. De lift bracht ons naar begane grond. Met beide benen op de grond staan, iets dat de thuishulp niet meer ervoer. De omstandigheden hadden haar naar hoge angstige gevoelens getild. Wij, omwille van het air-effect-verspreiding-coronadeeltjes-in-kleine-ruimtes, met mondkapje. Of ze daarvan geschrokken was? Duidelijk is dat ze onbeschermd kwam. We hadden dat van haar collega’s ook al gehoord: geen-mondkapje-bescherming tijdens het werk. Vandaag werd door een gezaghebbende bron bevestigd dat de informatie van het niet hoeven te dragen van mondkapjes niet rust op nut en noodzaak ervan maar op het gebrek aan kapjes! Ze met recht en rede het grote publiek aanpraten is verzwegen omwille van roepende monden van hen in de professionele zorg. Dat is zoiets als roepen dat de brand weinig voorstelt omdat er geen blusmateriaal genoeg is!
Verschrikt verstoord verjaagd stapte ze naar de kliniek benieuwd of deze open was. Door de corona gedwongen thuissituatie waren ze weer wat naar elkaar toegegroeid. Hadden elkaar bijna weer opnieuw leren kennen. Zaten ze zoals dat heet op elkaars lip. ’t Viel niet eens tegen. Gezellig zelfs. Aan de bij het grote publiek al verwachte babyboom over zeven-acht-negen-maanden zou hun bijdrage geleverd worden. Denkbeeldig zat de ooievaar figuur als aan het raam geplakt. Maar… straks zal ook de zaak weer alle aandacht vragen, straks zal er opnieuw gestart moeten worden, straks weer net al voorheen beide druk, druk, druk. De huur loopt door, gas en water, de hypotheek… Ze wist niet eens de weg in medisch wonderland dus vluchtte ze bijkans naar de kliniek waar ze de vrucht van haar schoot weg wilde laten halen.
Dagelijks wordt de corona-doden-telling gerapporteerd in de nieuwsdiensten en zelfs in speciaal daarvoor belegde persconferenties. Elke dag zijn eigen getal, getal waarin de mens verworden is tot onderwerp van statistiek. Bij een aanslag worden namen van de slachtoffers genoemd. We zouden elke avond bijgepraat moeten worden. De namen van de slachtoffers benoemd i.p.v. alleen een getal.
Getallen van naamloze ongeborenen moeten we noemen, ze hebben niet eens de kans gekregen een-naam-te-zijn. We moeten ze blijven noemen om recht te doen aan hun verschrikt verstoord verjaagd bestaan.