Gedicht: Als ik jouw naam hoor
Door: Gerrit de Klein
Als ik jouw naam hoor,
herleef ik in gedachten
wie je was en wat je zei,
hoe we samen huilden, lachten
ons vasthielden, allebei
aan het eeuwig levensspoor.
Als ik jouw naam versta,
als één van hen die ons ontvielen
te midden van een lange rij,
neig ik naar eerbiedig knielen,
met broeders, zusters, zij aan zij,
om te loven voor gena.
Als ik jouw naam zie staan:
en troost is mij een bedelwoord;
spelt God haar letters, één voor één,
aaneenrijgend tot edelkoord;
kostbaar juweel, voor mij alleen,
ik grijp die aan.
Als ik jouw naam zie, gegrift in steen,
als rouwbrief van de dood geslagen;
en weg peins in verlorenheid en leed,
bij toegesloten koude graven,
dan wordt mij mens, die Gods kind heet
ware troost gegeven, van Hem alleen.
Een mens draagt namen,
totdat de namen dragers zijn,
van aan de dood ontvallen leven.
Maar is die naam, ook nog zo klein,
door Gods Geest geschreven,
dan juicht een heerlijk: Amen!
Daar is de naam in alle eerlijkheid,
drager van Gods lieve kind,
ons ontvallen, maar gewonnen leven,
mens die door God wordt bemind;
in Zijn Vaderhuis met glans omgeven
bevorderd is tot heerlijkheid.