De Schepper, die een dichtgeslagen boek leest vanbinnen,
wordt niet gehinderd door de noodzaak van de zinnen.
Hij ziet het hart en wat er leeft.
Hij, die het hart geschapen heeft.
Gods gedachten, woorden, zinnen worden vloeibaar,
stromen uit Gods Vaderhart, Die onvermoeibaar
roept tot elk die het wil horen:
stap uit je oude ik en wordt opnieuw geboren.
Kijk naar de les van de nieuwgeboren vlinder!
Begonnen in de cocon van de tijd,
uitgekropen, ingevlogen in Gods eeuwigheid!
Heeft een vlinder
van de aardse kracht geen hinder.
Ze vliegt op vleugels van genadedraad gesponnen,
de heerlijkheid binnen die de Here is begonnen.
De door de zonde dichtgeslagen deur voorgoed,
geopend door het offerbloed!
Jezus gaf Zijn leven door zich op te sluiten in de schuld.
Hij heeft er Gods genade mee vervuld!
Begonnen in de cocon van de tijd,
opgestaan, opgenomen in Gods heerlijkheid.!
Jules de Corte
Waar blijft de tijd? Waar blijft de tijd?
Daar heb ik een heel eenvoudig liedje aan gewijd
Je hoort het dagelijks om je heen aan alle kanten
De klein burger zegt het en de rijke man
De kruidenier stelt deze vraag aan al zijn klanten
En u en ik zeggen het ook wel nu en dan
Hetzij oppervlakkig of met even iets van spijt:
Waar blijft de tijd? Waar blijft de tijd?
Waar blijft de tijd? Waar blijft de tijd?
Eens was je leven zonder zorg en zonder strijd
Toen je nog speelde met de houten paard en wagen
Of met die pop die echt waar ‘mama’ zeggen kon;
Toen had je bijna niks te wensen of te vragen
En was je rijker dan de deftigste baron:
Je stond bij God noch bij de mensen in het krijt
Waar blijft de tijd? Waar blijft de tijd?
Waar blijft de tijd? Waar blijft de tijd?
Eens was je pappies fijne vent of grote meid
Maar kleine kinderen worden eenmaal grote mensen
Die in het leven moeten vechten, stuk voor stuk
En in hun hart is zoveel plaats voor zoveel mensen
En voor verlangen naar een eindeloos geluk
En wat je nu hebt, ben je morgen zeker kwijt
Waar blijft de tijd? Waar blijft de tijd?
Gerrit de Klein
De tijd blijft achter ons, ze keert niet weer.
Ze tikt naar d’ eeuwigheid, ze eindigt ooit een keer.
Ze heelt bij mensen door de zonde zo geschonden,
levenswonden, maar in het tikken van seconden,
ligt onomwonden,
het stervenslot gebonden.
Tijd keert niet weer
maar geeft een keer,
kans op ommekeer, voor uit de tijd gekocht bestaan,
om met Christus d’ eeuwigheid in te gaan.
Hij leert de levensloop naar ‘t Vaderhuis.
Daarheen op weg, soms duurt het lang…
Als j’ eens wist hoe ik naar huis verlang…
Als j’ eens voelde hoe Gods glorie in mij leeft,
‘k Hem ontmoeten wil, mijn hart verlangen naar Hem heeft,
dan wist je: die is op weg vanaf ’t geboortekruis!
Gods gedachten, woorden, zinnen worden vloeibaar,
stromen uit Gods Vaderhart, Die onvermoeibaar
roept tot elk die het wil horen:
stap uit je oude ik en word opnieuw geboren.
Dan kun je zingen:
1 'k Ben reizend naar die stad,
Waar Christus 't licht zal zijn,
Om eeuwig daar te zijn bij Hem,
Bevrijd van zorg en pijn.
Refrein:
Geen smart meer daar omhoog.
Geen smart meer daar omhoog;
God Zelf wist daar de tranen droog,
Geen smart meer daar omhoog.
2 Al 't schoon op aarde kleeft
De vloek der zonde aan;
Maar in die reine stad kan nooit,
De zonde binnen gaan.
3 Daar is geen dood, geen rouw,
Geen leed, geen zielsangst meer;
Maar eeuw'ge blijdschap wacht
de ziel
Daar boven bij de Heer.
4 Daar is de strijd voorbij,
Daar wacht de gloriekroon;
Daar vindt de ware strijder rust,
En God Zelf is zijn loon.