Zijn aangezicht zien
In de schaduw van de schepping schuilt
de mens in ’t schemerlicht,
vanuit het hart dat huilt.
benatten tranen zijn gezicht
In ‘t schemerlicht
klinkt, die ene stem
kom, kijk Mij in ’t gezicht.
Het is de stem van Hem.
‘t Schemerlicht wordt verduisterd
door die gehoorde stem,
het hart, ontluisterd
kruipt weg van Hem.
Mens, waar ben je?
Ik ben verscholen in de nacht.
Maar mens, Ik ken je,
wie heeft je bij mij weggebracht?
In ’t nacht’lijk duister
klinkt Gods liefdewoord
mens, kom, luister:
Ik heb je nood gehoord.
Je bent vervreemd van mij
gevallen in de dood
kom toch, Ik maak je vrij
Ik red, uit alle nood.
Aan ‘t Schemerlicht gekluisterd
klinkt het Woord van Hem
die de nood aan het hart, ontfluisterd,
door die gehoorde stem.
Dit is het wat de mens mag horen
dit is, komen in het licht
dit is, opnieuw geboren
dit is, zien Zijn aangezicht.